- serrer
- serrer [serree]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 voorsorteren♦voorbeelden:1 serrer à droite • rechts voorsorterenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 (vast)drukken ⇒ (stevig) vasthouden, klemmen2 dicht op, bij, tegen elkaar zetten ⇒ op elkaar drukken, vastdraaien ⇒ 〈boekwezen, tekst〉 inschikken3 strak aanhalen ⇒ strak trekken4 vlakbij komen ⇒ in het nauw drijven, wegdrukken5 opbergen ⇒ wegzetten♦voorbeelden:1 serrer le coeur • erg droevig stemmenserrer qn. dans ses bras • iemand in de armen sluiten, omarmenserrer qn. à la gorge • iemand bij de keel grijpen, wurgen2 serrer les dents • de kiezen op elkaar klemmenserrer les poings • zijn vuisten ballenserrer son sujet • bij zijn onderwerp blijvenserrer une traduction, un texte • zeer nauwkeurig vertalen3 serrer le frein • de rem aantrekken4 serrer sa droite • uiterst rechts rijden, meer naar rechts rijdenserrer qn. de près • iemand op de hielen zittenserrer de près un problème • diep ingaan op een probleem¶ 〈scheepvaart〉 serrer une voile • een zeil revenIII se serrer 〈wederkerend werkwoord〉1 dichter bij elkaar gaan zitten ⇒ opschuiven, opschikken2 〈+ contre〉zich dicht aandrukken (tegen)v1) voorsorteren2) vastdruk-ken3) stevig vasthouden4) dicht op elkaar zetten5) strak trekken6) in het nauw drijven7) opbergen
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.